Buffer en infiltratie

Binnen de Polder kennen de ontvangende waterlopen een beperkte verhang en is een directe invloed van puntlozingen op het waterlopennet waarneembaar.
Nieuwe ontwikkeling dient daarom voldoende gedimensioneerd zijn om ook bij langdurige regen het RWA- en waterlopennet niet te overbelasten.

Hoewel de GSV sinds 2023 infiltratie als standaard stelt en buffer slechts als uitzondering wordt gezien dit gevaar op overbelasting het zuiver inzetten op infiltratie binnen de Polder niet aanvaard. Er dient steeds een deel gebufferd en vertraagd geloosd worden.

Terreinen gelegen binnen een infiltratiegevoelig gebied binnen de Polder, of waar kan worden aangetoond dat de bodem voldoende infiltratiegevoelig is, kunnen deels inzetten op infiltratie.
Waar ingezet wordt op infiltratie dient steeds een gecombineerde infiltratievoorziening van minimaal 330 m³/ha verharde oppervlakte voorzien worden met daarna een buffervolume van 150 m³/ha verharde oppervlakte, voorzien van een vertraagde afvoer van maximaal 5 l/sec/ha verharde oppervlakte.

Het merendeel van de terreinen binnen de polder zijn echter niet gelegen in infiltratiegevoelig gebied en/of bestaan uit een voor het poldergebied typerende kleibodem.
Op deze terreinen wordt vanuit de Polder infiltratie als standaard niet aanvaard. Deze projecten dienen daarom een buffer te voorzien van 430 m³/ha verharde oppervlakte, met een vertraagde afvoer van maximaal 5 l/sec/ha verharde oppervlakte.
De GSV legt de standaard legt bij open en bovengrondse voorzieningen. Een dergelijke open voorziening laat nog steeds infiltratie toe, maar voorziet in de nodige buffering met vertraagde afvoer om het waterlopennet niet te overbelasten.