In juni 2022 werd de Polder slachtoffer van een grootschalige sabotage aan de waterpeilinstallaties in de Polder. Tijdens de nacht bleken de uitwateringssluizen op verschillende locaties geopend, alarminstallaties omzeild en pompinstallaties gestart. Hierdoor kon zeewater de polder binnenstromen en werd zoet water op meerdere plekken weggepompt, wat ernstige gevolgen had kunnen hebben. Naar aanleiding van de sabotage werd een gerechtelijk onderzoek opgestart, waarbij een voormalig sluismeester als verdachte naar voren kwam. De beklaagde ontkende de feiten, maar zijn verklaringen waren inconsistent. De rechter vond dan ook genoeg bewijs om de sabotage aan hem toe te wijzen. Uiteindelijk werd hij veroordeeld tot 6 maanden gevangenisstraf met uitstel en moest hij een schadevergoeding betalen aan de Polder.
Gezien deze zaak onderwerp was van heel wat media-aandacht (HLN, Nieuwsblad, KW, VRT, Focus-WTV ...) kunt u de correcte weergave van de feiten hier nalezen.
Na een interventie om waterpeilen bij te sturen en op een specifieke locatie een hogere waterstand te creëren als drinkwater voor vee werd op zondagavond 19 juni 2022 omstreeks ca. 22u30 het effect van de bijsturing nagekeken op waterinfo.be, waar een groot aantal peilmetingen zichtbaar zijn. Uit gewoonte werden ook enkele andere peilen in de Polder gecontroleerd. Op de peilmeting ter hoogte van de uitwateringsconstructie van de Blankenbergse Vaart (in de jachthaven van Blankenberge) werden zeer eigenaardige waarden opgemerkt. Gezien ook de stroomopwaartse meetpunten dezelfde afwijkingen vertoonden en de sluisbedieners niet konden bereikt worden werd ter plaatse gegaan en werden aan de uitwateringsconstructie manipulaties opgemerkt. Na oplossen van de schadelijke manipulaties werden via nazicht op peilmetingen doorheen de polder ook op andere locaties daden van sabotage vastgesteld.
Uiteindelijk bleken de uitwateringssluizen van de Blankenbergse Vaart (Blankenberge), de Noordede (Bredene) en de Lisseweegse Vaart (Zeebrugge) allen geopend en werden de bemalingspompen ‘De Katte’ en ‘Kwetshage-Paddegat’ ingeschakeld. De aanwezige alarminstallaties en noodsluitingen werden hierbij allen omzeild en onklaar gemaakt. Het mag duidelijk zijn dat de manipulaties zeer ernstig te nemen zijn en niet zonder gevolg konden blijven.
De eerste manipulatie vond plaats toen het zeeniveau zich nog boven dit van de Blankenbergse Vaart bevond, waardoor er aanvankelijk zeewater binnenstroomde in de polder. Vervolgens werd de polder op vijf verschillende locaties leeggepompt tijdens één van de droogste periodes van de laatste jaren. Gezien de verschillende alarmsystemen en noodsluitingen onklaar gemaakt werden was het enkel bij toeval en geluk dat de sabotage zo snel werd opgemerkt. Na eb komt vloed en met de sluizen in Bredene, Blankenberge en Zeebrugge volledig open, had een groot deel van de poldervlakte tussen Bredene en Zeebrugge, begrenst door het kanaal Brugge-Oostende blank gestaan.
grafiek : peilmeter tijdens sabotage ter hoogte van Maartensas Bredene (rode lijn : te verwachten waterstand wanneer de sabotage niet zou opgemerkt zijn, afvlakking t.o.v. zeepijl ten gevolge van stremming aan het Maartensas) kaart : aanduiding watervlakte bij te verwachten waterstand zoals aangeduid op grafiek.
Gezien de omvang van de sabotage werd tijdens de betreffende nacht de noodcentrale opgeroepen en werden de nodige vaststellingen gedaan door de politie. Aan de hand het tijdstip van sabotage op de peilmetingen werd de vermoedelijke route van de saboteur(s) bepaald en doorgegeven aan de politie. De aard van de manipulaties en de nodige technische kennis wezen al snel in één richting.
Gezien de ernst van de sabotage en de mogelijke gevolgen, maar ook om op de hoogte te kunnen blijven van de vorderingen in het onderzoek en de rechten van de Polder te verdedigen werd juridische bijstand gezocht. Er werd een klacht met burgerlijke partijstelling tegen onbekende(n) ingediend.
Omdat het Maartensas te Bredene en het gemaal Kwetshage-Paddegat installaties in eigendom van de VMM zijn, werd ook door hen klacht ingediend. Als gevolg van beide klachten en het politioneel optreden tijdens de feiten werd door het Parket een gerechtelijk onderzoek gevorderd.
De onderzoeksrechter heeft in kader van het gerechtelijk onderzoek verschillende onderzoeksdaden verricht, waaronder verhoren van getuigen en verdachten, mastbevragingen, opvragen van camerabeelden, natrekken van ANPR-data en andere. In haar eindvordering verzocht de Procureur om het dossier door te verwijzen naar de correctionele rechtbank. De Procureur was van oordeel dat er op grond van het gevoerde onderzoek, voldoende bezwaren bestonden in hoofde van de verdachte (voormalig Sluismeester bij de Polder).
Op de zitting van de raadkamer in Brugge op 20/09/2023 werd de vordering van de Procureur gevolgd. De raadkamer was van oordeel dat er voldoende bezwaren bestaan om de verdachte door te verwijzen naar de correctionele rechtbank voor het:
Voor andere tenlasteleggingen (zoals het vernielen van een machine of terroristisch misdrijf) oordeelde de raadkamer niet over voldoende bewijslast te beschikken en werd de beklaagde dan ook buiten vervolging gesteld.
Na doorverwijzing werd de zaak op 4/01/2024 ingeleid voor de correctionele rechtbank te Brugge. De Polder werd hierbij gedagvaard als burgerlijke partij en liet zich hierbij juridisch bijstaan. De correctionele rechtbank dient ten gronde te oordelen omtrent de schuld, de strafmaat en de schadevergoeding die aan de Polder als burgerlijke partij diende te worden toegekend.
Op deze inleidende zitting werden conclusietermijnen vastgesteld en een pleitdatum bepaald.
De beklaagde bleef gedurende het volledig proces zijn onschuld staande houden. Hij zou die nacht inderdaad overal ter plaatse geweest zijn, volgens dezelfde route als die waarin de sabotage is uitgevoerd en rond dezelfde tijdstippen, maar nergens zijn binnengegaan. Door te wijzen op (beperkte) afwijkingen in de tijdsregistraties van de ANPR-camera’s en telefoniegegevens enerzijds en geschatte tijdstippen van sabotage anderzijds poogde men de rechtbank ervan te overtuigen dat hij de feiten onmogelijk kon gepleegd hebben.
In opdracht van het openbaar ministerie werd daarom een aanvullend onderzoek gevoerd naar de beperkte afwijkingen in tijdstippen. Verder onderzoek toonde aan deze afwijkingen perfect objectief verantwoordbaar waren en dat een ruime marge van toepassing is op de geschatte tijdstippen van sabotage.
De Polder vorderde als burgerlijke partij ook een schadevergoeding voor de geleden schade. Hoewel de ergste schade vermeden kon worden dankzij het tijdig ingrijpen, zorgden de feiten wel voor reputatieschade in hoofde van de Polder bij onder meer de Provincie als toezichthoudende overheid en bij de VMM. Bijkomend heeft de sabotage het polderbestuur in een verhoogde staat van waakzaamheid gedwongen. De beklaagde bleef de feiten ontkennen, zodat er niet van uitgegaan kon worden dat de feiten zich niet zouden herhalen. De Polder was dan ook genoodzaakt om de waterpeilen op heel regelmatige basis en ook buiten de normale werkuren te gaan controleren (wat zonder stormweer of dergelijke niet nodig is). Naast de materiële schade (o.a. herstelling sloten), werd eveneens een vergoeding voor de extra arbeidsuren voor de bijkomende prestaties (buitengewone controle) en een vergoeding voor aantasting van de goede naam en reputatieschade gevorderd.
De zaak zou initieel ten gronde behandeld worden op 2/05/2024. Op verzoek van de verdediging werd de verdere behandeling uitgesteld tot 19/09/2024 ten gevolge van een bijkomende stukken in het strafdossier waarvan zij niet op de hoogte zou zijn geweest.
Op 19/09/2024 werd het proces verder gezet en nam de rechtbank het dossier in beraad voor vonnis op 17/10/2024.
bron : www.rechtbanken-tribunaux.be/nl/rechtbank-eerste-aanleg-west-vlaanderen-afdeling-brugge/news/2966
De rechtbank achtte het bewezen dat het de voormalige Sluismeester was die de installaties gesaboteerd heeft gebaseerd op volgende verschillende elementen :
De correctionele rechtbank heeft de beklaagde (onder meer rekening houdend met zijn gunstig strafverleden) veroordeeld voor het vernielen van een toegangsdeur en het binnendringen in de haven. Hij krijgt een gevangenisstraf van 6 maanden met uitstel voor een termijn van 3 jaar opgelegd. Aan de burgerlijke partij moet de beklaagde een schadevergoeding van 1 024,68 euro en een rechtsplegingvergoeding van 600 euro betalen.
De beklaagde werd vrijgesproken wegens vervalsing, poging gehele of gedeeltelijke vernieling van sluizen, stuwen, pompen en de bijhorende gebouwen en het zich onterecht toegang verschaffen tot informaticasystemen, omdat:
Het Polderbestuur betreurt in de eerste plaats dat de feiten hebben plaatsgevonden en begrijpt nog steeds niet wat de dader bezield heeft om de feiten te plegen. Het Polderbestuur is overtuigd de dader steeds op een correcte wijze behandeld te hebben, zowel tijdens als bij het einde van tewerkstelling. Toen hij zijn opdracht bij de Polder op eigen initiatie en met verkorte opzegtermijn wilde beëindigen werd hem dit gegund, ondanks er geen vervanger klaarstond. Zijn taken werden er tijdelijk door de Ontvanger-Griffier bijgenomen zodat hij op vraag van zijn nieuwe werkgever op korte termijn kon starten. Er werd hem dus geen strobreed in de weg gelegd. Waar de rancune enkele maanden later vandaan komt heeft het Polderbestuur het raden naar.
Wat het vonnis betreft is het Polderbestuur van mening dat de rechter eerder mild geoordeeld heeft en de ernst van de feiten niet in verhouding staat met de straf of schadevergoeding. Een signaal van de rechtbank dat dergelijke laakbare feiten zwaar gestraft dienen te worden bleef enigszins uit.