Bestuurlijke inrichting

Historiek van de polders en wateringen

Het tijdstip van hun oorsprong kan maar bij benadering bepaald worden maar al in 1183 is er sprake van de Watering van Veurne-Ambacht. In het oud recht is er niet alleen sprake van polders en wateringen, er waren ook nog gelijkaardige verenigingen onder de benaming van broeken, moeren, e.d. Tussen al die instellingen met verscheidene benamingen werd er vroeger nooit een scherpe juridische scheidslijn getrokken.

Polders vinden hun ontstaan in het feit dat bepaalde gronden eertijds werden ingedijkt en zo werden veroverd op de zee of op de aan het getij onderhevige rivieren. De eerste bedijkingswerken in onze streken worden gesitueerd in de tweede helft van de tiende eeuw en waren hoofdzakelijk het werk van de grote abdijen, zoals Ter Duinen, Sint Pieters en Sint Baafs. Later waren het rijke particulieren van adellijke komaf of de hogere burgerij die van de landsvorst een concessie kregen om schorren in te polderen.

Oorspronkelijk zal iedere eigenaar of gebruiker voor het beveiligen van zijn eigen grond gezorgd hebben. Langzamerhand ging men inzien dat alle betrokken eigenaars of gebruikers van een bepaald gebied dezelfde belangen hadden bij de verdediging en/of ontwatering van dat gebied en dat samenbundeling van krachten en middelen een onmiskenbaar nut opleverden. Zo kwamen verenigingen van eigenaars tot stand die "watering" genoemd werden. In het begin waren deze wateringen waarschijnlijk louter corporatistisch van aard, maar reeds in de 14de eeuw verwierven ze een publiekrechtelijk statuut.

De polders en de wateringen zijn ingestelde, territoriaal en functioneel gedecentraliseerde openbare besturen. Met deze uit het administratief recht overgenomen bepaling, wordt het volgende bedoeld:

  1. Polders en wateringen zijn ingestelde besturen: hun oprichting, voortbestaan en opheffing behoort tot de bevoegdheid van de Vlaamse Regering.Het zijn openbare besturen: ze hebben een taak van openbaar belang te vervullen, inzonderheid de algemene opdracht om mensen en goederen te beveiligen tegen watersnood en zodoende omstandigheden te scheppen die mede het algemeen welzijn bevorderen. Ze zijn autonoom, weliswaar met de beperkingen van de administratieve voogdij en ze hebben het recht belastingen te heffen.
  2. Het zijn functionele besturen: ze hebben een welomschreven en in opdracht beperkte taak, namelijk de zorg voor de waterhuishouding in hun gebied. Andere openbare besturen zoals bijvoorbeeld de gemeenten, verschillen enkel hierin van functionele besturen dat zij een algemene bevoegdheid en verantwoordelijkheid hebben ten aanzien van het welzijn van hun inwoners.
  3. Het zijn gedecentraliseerde besturen: het zijn de belanghebbenden van ter plekke die bevoegd zijn voor de wijze waarop de opdracht wordt ingevuld binnen een vastgesteld bestuurlijk en administratief kader.
  4. Het zijn territoriaal gebonden besturen: ze oefenen hun opdracht enkel en alleen uit binnen de wettelijke begrenzing van hun ambtsgebied.