Historische evolutie

Ontstaan

Het ontstaan van de poldergebieden is onafscheidelijk verbonden met de zee en hangt nauw samen met de geologische ontstaansgeschiedenis van de kustvlakte. Tot bij het begin van onze jaartelling werd de kustvlakte ingenomen door een uitgestrekt veengebied dat aan de zeezijde werd begrensd door een duinengordel. 

In de Vlaamse polders ontstonden door de werking van de zee en door verschillende stormvloeden grote geulen. Ten noordoosten van Brugge lag de Brugse Kreek die vrij breed was en tot Brugge reikte. De grootste geulen lagen bij Nieuwpoort (in de vallei van de IJzer) en tussen Knokke en Cadzand (de Sincfal, waaruit het latere Zwin ontstond). In de Oudlandpolder kennen we die tussen Bredene, Klemskerke en Oudenburg. Ook ten oosten van Blankenberge en tussen Wenduine en De Haan waren aanvankelijk geulen aanwezig. 

Tegen het einde van de 10de eeuw begint de mens met de bescherming van het poldergebied tegen de overstroming door de zee. Zo werden tussen Oudenburg en Bredene De Zydelinge aangelegd. Tussen Brugge (Sint-Pieters) en Blankenkenberge (Uitkerke) wordt de Gentele of de Blankenbergse Dijk aangelegd. Zo werden deze Oudlandpolders een van de eerst ingepolderde gebieden in onze Kustvlakte. Tegen de Blankenbergse Dijk werden ook de latere dijken van de oostelijk gelegen Zwinstreek gebouwd. We denken hierbij aan de Evendijken, de Greveningedijk, de Brolozendijk, enz ...

Maar met de indijking kwam geen einde aan de stormvloeden. Nog verschillende keren overstroomde het poldergebied. Zo verdwenen Scarphout (bij Blankenberge) en Ter Streep of Testerep (voor Oostende) in zee. In 1404 sloegen met Sint Elisabethsvloed grote delen de oude zeedijk weg en overspoelde opnieuw een belangrijk deel van de polder. Om dit te voorkomen liet Graaf Jan zonder Vrees een nieuwe zeewerende dijk opwerpen ter versteviging van de bestaande kleine dijken tussen Wenduine en Heist: de zogenaamde Graaf Jansdijk.

Vandaag vinden we nog heel wat sporen van deze ontstaansgeschiedenis terug in het landschap van de Oudlandpolder. De reliëfrijke weilanden, de vele waterlopen en grachten, de dijken en enkele kreekresten zijn vandaag sporen die ons blijvend doen herinneren aan deze rijke geschiedenis, waarin natuurlijke en menselijke ‘krachten’ elkaar aanvulden.

De actieve strijd van de mens tegen het zeewater leverde resultaten op. Door de doorgedreven dijkenbouw werd immers actief land gewonnen op de zee. Samen met de bedijking van de schorrengebieden ontstonden ook de eerste ontwateringsystemen. Er werden kanalen en vaartjes gegraven. De dijken weerden immers niet alleen het zeewater, ze maakten ook de afvoer van het hemelwater moeilijker. Een doordacht systeem van waterlopen en sluizen bood hiervoor een oplossing. De Blankenbergse Vaart en de Noordede zijn tot op vandaag de belangrijkste waterlopen in de Oudlandpolder. Ook het Boudewijnkanaal en het Kanaal Brugge-Oostende spelen een belangrijke rol in de geleiding van het water naar de zee.

En nog geeft de zee zich niet gewonnen, denken wij maar aan de grote overstromingen van 1928 en 1953.